Mooi en schoon Griftpark

Willem Seń (l.) en Rudolf de Bos Kuil Foto:Ingrid Mol

Precies veertig jaar geleden begonnen bewoners uit Wittevrouwen, Tuinwijk, Zeehelden- en Vogelenbuurt een ‘aksie’ voor een park op het terrein van de voormalige gasfabriek. De vondst van zwavelzuur en tolueen in 1980 gooide gif in het eten. Twaalf jaar later sloot vrijwilliger Rudolf de Bos Kuil zich aan bij de ijveraars voor een mooi en schoon park. Ook Willem Seń zorgt voor dat laatste, maar dan letterlijk.
Door Annet van den Akker

“Het was een bron van activiteit daar, met een groot spanningsveld tussen instanties en buurt, heel interessant,” memoreert De Bos Kuil. “Ik begon als vrijwilliger bij de bloementuin en de oude kinderboerderij. Die kwamen er in 1988, omdat de bewoners toch iets wilden in het park. Van daaruit kwam ik in de ‘Open Werkgroep’. Dat was een drukke toestand: overleg met ambtenaren, de architect kwam erbij en zo kwam de inrichting van het park van alle kanten tot stand. Er was veel animo en er was écht inspraak. Zo voorkwamen we dat er een fietspad en ondergrondse parkeergarage in het park kwamen. Die garage was naast de Blauwkapelseweg gepland en zou een groen dak krijgen. Daar waren we niet gevoelig voor.”

Prima bodem
“Eigenlijk heeft de Open Werkgroep de strijd verloren. De buurt wilde een volledig schoon park, wég met die gifhandel. Dat is er niet van gekomen, volledig saneren zou het dubbele hebben gekost. Ik vraag me wel af of de betonnen wand waarmee het gif is afgeschermd het zal houden. Men is daar optimistisch over, maar de sanering duurt honderd jaar. Nu, na tien jaar, loopt het proces in ieder geval goed, de sanering krijgt prima nazorg. Ken je die gele putjes in het park? Daar nemen ze regelmatig bodemmonsters uit en die zijn prima. De woestheid van het gebied was destijds prachtig.” De Bos Kuil roemt de ringslangen, een broedende boomvalk en de grote diversiteit aan flora. Hij zorgde er samen met de werkgroep voor dat er plek kwam voor een bloementuin, een bloemenmuur, een paddenpoel en een natuurkern in plaats van het wilde terrein ‘zoals het toen was’.

Succes
De Bos Kuil kweekt planten in de kas van het hostel voor verslaafden, die sinds 2005 in de vroegere directeurswoning een thuis hebben gevonden. “De planten uit de kas zijn voor de tuin rondom het hostel waar ik de bewoners mee help. Het is een symbiose: ik kweek er ook de plantjes voor de muur in het park. Daar zitten zeker 130 verschillende wilde planten in, tien procent van de Nederlandse flora. We proberen te laten zien hoe mooi wilde bloemen zijn. Voorbijgangers stappen af en dan regent het complimenten.

Toen men het park inrichtte besefte men niet hoeveel mensen het zouden gaan gebruiken. Dat is prachtig, maar knelt op hoogtijdagen. Het succes van het park moet het op den duur niet gaan verpesten. Mensen komen van heinde en verre, de speeltuin en evenementen trekken extra volk. De waardering voor het park houdt gelijke tred met de vervuiling. Er is overigens veel minder vandalisme dan in het begin. Toen trof je veel geknakte zilverlindes op de rode loper aan, nu zie je hun stammen lekker dik worden.”

Aan de prikstok
Willem Seń heeft het Griftpark als achtertuin. Hij woont al twintig jaar aan de Van Swindenstraat met Henny, een echte Witte Vrouw uit de Bekkerstraat. “De sanering van onze tuinen was net klaar toen wij hier kwamen wonen,” vertelt Seń. “Ik werk tot laat in een bakkerij en laat dan mijn hond uit in het park. Rommel die ik tegenkom ruim ik op. Bierblikken, pizzadozen, ’t gaat allemaal aan mijn prikstok. Dat wordt gewaardeerd, ook door de jongeren bij het skatelandschap. ‘Respect’ roepen ze tegen me, maar ze ruimen zelf niet echt op. Ik zie losgetrokken prullenbakken, leuningen die eraf liggen, kapotte lampen en kinderzitjes van gestolen fietsen. Ik kom ook tassen tegen, kratjes bier en ooit zag ik een zo’n nieuwe platte tv in het water liggen en een kassa bij de voetbalkooi. Dan sein ik de parkcoördinator in per sms.”

“Vroeger was het normaal dat je thuis at,” verklaart Henny de toenemende rommel in het park, “nu doen ze dat met z’n allen in het park. Je kunt overal van dat voorverpakte eten halen. Dat is gezellig maar er komt ook veel zooi van.” Samen met zijn buren doet Willem het onderhoud van de groenstrook achter hun huizen, de ‘bosjes’ tegenover de cascade. Eens per jaar snoeien ze en wordt het losse hout verwerkt in een ‘takkenril’. Deze opeenstapeling van takken biedt beschutting aan egels en vogels ‘en zo komen de mensen die bij de cascade zitten niet in onze tuin,’ aldus Henny. Willem meldt: “Zolang we hier blijven wonen blijf ik het park opruimen, prachtig om te doen, dát zouden meer mensen moeten doen.”