Wie waren de zeehelden?

Admiraal van Gentstraat. Foto: Florien Willems

De Zeeheldenbuurt, een heerlijk stukje Utrecht, waar het prachtig wonen is in straten met de mooiste namen. Michiel de Ruyter doet bij menigeen een belletje rinkelen en dat Karel Doorman iets met schepen deed weten we ook. Maar wie waren de andere zeehelden?

Als ontdekkingsreiziger en zeevaarder maakte Willem Barentsz (±1550-1597) vele reizen waarbij hij op zoek ging naar de noordelijke doorvaart. Hij verkende de eilanden Nova Zembla, Bereneiland en Spitsbergen. In die tijd waren er veel ontdekkingsreizigers, Barentsz werd bekend vanwege de ongeplande maar onvermijdelijke overwintering op Nova Zembla. Het schip waarmee hij voer vroor vast, hij kon niets anders dan wachten tot de lente zou komen. Van de zeventien opvarenden overleefden twaalf dit avontuur, Barentsz zelf niet. Hij stierf op de terugweg naar Nederland.

De naam Jan van Brakel (±1630-1690) komt opeens naar voren tijdens de Tweede Engels-Nederlandse Oorlog, als luitenant-commandeur tijdens verschillende zeeslagen. Hij redde Admiraal van Gent en werd kapitein op een ‘brander’. Geen baan met carrièreperspectief: een brander werd gevuld met explosieven, aangestoken en richting de vijand gestuurd. Van Brakel verwierf de heldenstatus omdat zijn schip de ketting in de Engelse vaarweg doorbrak, waardoor een aanval op de oorlogsvloot van deze vijand mogelijk werd. Als beloning werd hij benoemd tot gewoon kapitein. Nog bekender werd hij toen zijn kleine schip een veel groter Engels schip tot zinken bracht: dit ging echter tegen de orders van Michiel de Ruyter in. Van Brakel overwon veel, maar werkte onverantwoord. Populair was hij niet: hij en zijn bemanning stonden bekend om hun wangedrag en onnodige plunderingen. Tijdens een slag tegen de Fransen werd Van Brakel geraakt door een kanonskogel en overleed.

Willem Joseph baron van Ghent tot Drakenburgh (1626-1672), beter bekend als Admiraal van Gent, werd na een korte carrière in het leger kapitein, onder commando van Michiel de Ruyter. Hij was betrokken bij de oprichting van wat later het Korps Mariniers zou worden. Van Gent werd benoemd tot luitenant-admiraal en in die hoedanigheid vertrok hij op meerderen tochten. Na een paar jaar rust ging hij de zee weer op, ditmaal om de kapers voor de kust van West-Afrika te bestrijden. Met een van deze acties werden tweehonderd slaven bevrijd. Later in de Derde Engels-Nederlandse Oorlog verdedigde Van Gent de vloot succesvol tegen de Engelsen, maar in een van de tegenaanvallen werd hij zodanig geraakt dat hij ter plekke overleed. Onder zijn leiding zijn vijf van de zes zwaarste Engelse schepen vernietigd, de grootste tegenslag voor de Engelsen ooit. Admiraal van Gent kreeg een praalgraf in de Dom in Utrecht.

Maarten Harpertszoon Tromp (1598-1653) ging al op negenjarige leeftijd als scheepsjongen met zijn vader, koopman, mee de zee op. Tijdens een tocht naar Guinee kwam het schip waarop de Tromps voeren in gevecht met zeerovers. Vader Tromp werd gedood, en de jonge Tromp werd als slaaf vastgezet in Salé en twee jaar later bevrijd. Terug in Nederland werkte hij enkele jaren op de werf en als koopman, maar ging uiteindelijk bij de marine. Hij werd benoemd tot vlaggenkapitein omdat hij de enige officier zou zijn waarin geen fout te ontdekken viel. De jaren daarna behaalde Tromp grote successen met veroveringen en verdiende meerdere gouden ketens. Na een paar jaar zonder succes vertrok Tromp. De marine miste haar beste kapitein. Na jaren van reorganisatie en heibel bij de marine moest een nieuwe luitenant-admiraal worden aangesteld, Tromp stond hiervoor op de lijst. Hij weigerde, maar werd na aandringen toch benoemd. Ineens was hij bevelhebber van de hele vloot terwijl hij nooit persoonlijk bevel op zee had gevoerd. Hij had succes: de marine behaalde onder zijn leiding de grootste successen uit de geschiedenis. De opvallendste gebeurtenis uit Tromps leven: het uitlokken van de Slag bij Dover, wat leidde tot de Eerste Engels-Nederlandse Oorlog. Tromps motieven hiervoor werden nooit duidelijk. Na wat nederlagen werd Tromp afgezet als luitenant-admiraal, maar vervolgens weer benoemd wegens uitblijvend succes van zijn vervanger. Tijdens de Slag bij Ter Heijde werd Tromp dodelijk in zijn borst getroffen.

De andere helden

Bijna elke grote gemeente heeft een zeeheldenbuurt, uniek zijn we dus niet. In onze Zeeheldenbuurt zijn echter ook een paar straten vernoemd naar historische figuren die opvallend genoeg geen zeeheld waren.

Buys Ballot (1817-1890) meteoroloog, scheikundige en natuurkundige. Hij was hoogleraar wiskunde en natuurkunde en medeoprichter van het KNMI. Waarom er in de Zeeheldenbuurt een straat naar hem vernoemd is, is onduidelijk.

Franciscus Cornelis Donders (1818-1889) hoogleraar geneeskunde en fysiologie. Hij onderzocht oogafwijkingen. Gezien de ligging van het Ooglijdersgasthuis in de Zeeheldenbuurt is de vernoeming naar Donders in deze buurt begrijpelijk.

Johan Huizinga (1872-1945) historicus, cultuurfilosoof en antropoloog, en de grondlegger van de Nederlandstalige cultuurgeschiedenis en mentaliteitsgeschiedenis. Hij werkte als docent geschiedenis en is begin twintigste eeuw benoemd tot hoogleraar algemene geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Leiden. Een opvallende gebeurtenis uit zijn leven staat los van zijn werk: begin jaren dertig uitte hij zich openlijk tegen antisemitisme, wat in die tijd heel gevoelig lag en als dapper werd gezien.

Alexander Numan (1780-1852) hoogleraar, schooldirecteur, arts en schrijver. Hij wordt gezien als de grondlegger van de Nederlandse diergeneeskunde. Gezien de voormalige diergeneeskundefaculteit van de Universiteit van Utrecht in Wittevrouwen ligt, op de grens met de Zeeheldenbuurt, is deze naam niet onlogisch in deze buurt.