Steeds weer terug naar de Bleyenburgstraat

‘Wij wonen hier nog heel fijn!’
Foto: Eric Westzaan
 

Geboren is Ank Tweeboom niet in de Zeeheldenbuurt, maar getogen is ze er wel. 61 jaar geleden betrok ze met haar ouders, twee broers, een zus en een kamerbewoner de woning aan de Bleyenburgstraat, waar zij nu nog steeds woont.

“Ik ben geboren in de binnenstad van Utrecht”, vertelt ze, “in een woning met een achterhuis, enorme kamers en zelfs een speelkamer. Dit huis was vergeleken daarmee maar klein. Hier beneden was een naaiatelier geweest van kleermaker Scholtus. Hij had de kamers en suite doorgebroken. Omdat de keuken zich op de eerste verdieping bevond, zijn wij in eerste instantie daar gaan wonen.”

In de jaren zestig keek je uit over de weilanden en stond op de hoek van de straat de winkel van kruidenier van Schaik. De spoorwegovergang, die met de hand bediend werd, verbond de Cornelis Houtmanstraat met de M.H Trompstraat. In die tijd reden er veel treinen over het spoor. “Het was een goederenlijn met lange treinen en ’s nachts zware olietreinen en de chloortrein. Dan lagen we te schudden in bed.”

Ook toen al was het Ooglijdersgasthuis beeldbepalend in de wijk. “Het ziekenhuis had een prachtige tuin, maar op den duur kwamen er steeds meer laboratoria. Ik heb zelf jarenlang in bij- en vakantiebaantje in het Ooglijdersgasthuis gewerkt. Patiënten hadden vaak afgeplakte ogen en konden niets zien, die hielpen wij met eten.”

Maar Ank woonde niet altijd in deze woning. “Tijdens mijn studie heb ik in een studentenhuis aan de Parkstraat gewoond. Mijn ouders gingen in het huis van mijn grootouders in Doorn wonen. Toen kon ik terug naar de Bleyenburgstraat. Mijn neef en zijn vriendin woonden beneden, mijn man en ik boven. We kregen een zoon en zes maanden later vertrokken we naar Bahrein, waar we twee jaar woonden en mijn man aan een groot project van Ballast Nedam werkte. Later woonden we ook nog een tijdje in Saoedi-Arabië. Maar we kwamen steeds weer terug naar de Bleyenburgstraat.”

Natuurlijk is er veel veranderd. De treinen verdwenen grotendeels. Het hek werd verplaatst en er kwamen platanen en parkeerplaatsen. “Wij wonen hier nog heel fijn. Normaalgesproken zijn wij veel in Frankrijk, waar wij 22 jaar geleden een bouwval hebben gekocht die mijn man met veel plezier opknapt.”