Verdwenen klooster huisvestte rijke joffers

Gezicht op de vervallen kerk van het Wittevrouwenklooster, 1661
Afbeelding: A. Rademakers, Het Utrechts Archief

Wittevrouwen dankt zijn naam aan een klooster. Het Wittevrouwenklooster is een van Utrechts verdwenen middeleeuwse kloosters. Alleen in de naam van onze wijk en van de Wittevrouwenstraat, -singel en -brug zien we nog een verwijzing naar het kloostercomplex dat hier ruim 400 jaar stond.

Wie door de Wittevrouwenstraat fietst, ziet geen enkele fysieke herinnering meer naar het voormalige kloostercomplex. Bij een inval tijdens de reformatie werden bovendien zo goed als alle archieven vernietigd. Toch is er nog wel iets over het klooster bekend, weet cultuurhistorica en wijkbewoonster Llewellyn Bogaers.

In de 13e eeuw kreeg de kerk – mede door de kruistochten – steeds meer voet aan de grond. In de bisschopsstad Utrecht werden nieuwe kloosters gesticht. De initiatiefnemers konden van elders komen, maar voorname Utrechtse families schonken onveranderlijk geld en onroerend goed aan deze kloosters en raakten er zo mee verbonden. Vaak hadden ze er hun familiegraf; hun zonen en dochters traden er in. Een geestelijke in de familie droeg bij aan het prestige en had als bijkomend voordeel dat het familiekapitaal goed terechtkwam. Een deel van het familievermogen ging namelijk naar het klooster als bruidsschat van waaruit het dagelijks leven werd bekostigd.

De Witte Vrouwen dankten hun naam aan hun witte habijt. De ontstaansgeschiedenis van het klooster is schemerig, het is rond 1230 gesticht en vermoedelijk waren er al vroeg banden met de Dominicanen die in dezelfde periode ook een klooster in Utrecht kregen. Dominicanessen gingen in het wit gekleed. Een eeuw later hoorde het Wittevrouwenklooster tot de Norbertinessen, een orde die eveneens witte habijten droeg.

‘Bekeerde zusteren’

Het Wittevrouwenklooster was in eerste instantie gewijd aan Maria Magdalena, een orde die in 1226 werd gesticht door de paus. Maria Magdalena was in die tijd een geliefde heilige. Zij gold als het symbool van een gevallen vrouw die tot inkeer komt. Het klooster zou, naar idee van de paus, dan ook bedoeld zijn voor voormalige prostitués. Maar of het Wittevrouwenklooster ooit ‘gevallen vrouwen’ oftewel ‘bekeerde zusteren’ heeft gehuisvest, betwijfelt Llewellyn Bogaers. “Al snel in de dertiende eeuw werd het klooster bevolkt door dochters uit gegoede families, zoals de dochter van Gijsbrecht IV van Amstel. Zij leidden een leven dat paste bij de stand waarin ze waren geboren. En ze hoefden uiteraard niet het vuile werk te doen, daar had je de mindere zusters voor. Het klooster was een plek waarbinnen de vrouwen zich, meer dan erbuiten, konden ontwikkelen in lezen, schrijven en kalligraferen.”

Kloosterlingen in Utrecht hoefden dan ook geen ‘leven van versterving’ te leiden, al konden ze wel kiezen voor streng contemplatieve ordes. Doorgaans gingen dochters naar de plek die voor de familie van betekenis was. In het klooster kon een zekere luxe zijn, zeker als familieleden geld schonken voor een feestelijke viering van hun sterfdag. Dan werd er wijn of bier geschonken en was er een lekker stukje vlees.

Rijke kloosters

De reformatie in 1580 maakte een einde aan het kloosterleven. Sommige kloosters werden meteen opgeheven, maar het beheer van een rijk klooster als het Wittevrouwenklooster werd toevertrouwd aan de Ridderschap. Deze maakte deel uit van de Staten van Utrecht en bestond overwegend uit protestantse edellieden. Voortaan zouden hun dochters – zonder overigens de kloostergelofte af te leggen – profiteren van de rijke inkomsten van het klooster. Aanvankelijk woonden deze dames nog op het terrein, later werd ook deze eis losgelaten. Naarmate de Vrede van Munster, die in 1648 het einde van de Tachtigjarige Oorlog markeerde, dichterbij kwam en de Republiek als gesprekspartner in de vredesonderhandelingen erkend werd, groeide onder calvinisten het vertrouwen dat de nieuwe politieke en religieuze verhoudingen niet teruggedraaid zouden worden. Geleidelijk aan durfden zij het aan om op voormalige kerkelijke goederen te bouwen en er straten aan te leggen. Op het terrein van het Wittevrouwenklooster verrees de Ridderschapstraat. Na 1660 werden vele kerken en kloosters afgebroken, ook het Wittevrouwenklooster. Het goederenbezit bleef nog tot 1795 in handen van de Ridderschap. De Bataafse Republiek maakte uiteindelijk korte metten met de uitkeringen aan de adellijke joffers.

  • www.hetutrechtsarchief.nl
  • www.levendverledenutrechtnu.nl

Opgetrokken uit de modder
Het Wittevrouwenklooster lag – in tegenstelling tot de naar het klooster genoemde wijk Wittevrouwen – binnen de stadsmuren, op de grond tussen de Plompetorengracht, de Wittevrouwenstraat, de huidige Molenstraat en de Wittevrouwensingel. Aan de overzijde van de latere Plompetorengracht lagen het Begijnhof en het Dominicanerklooster die in dezelfde periode als het Wittevrouwenklooster gesticht waren. Het was geen toeval dat deze instellingen op drassige grond stonden; dit waren de uiterwaarden van de Vecht die hier meanderde. De kloosterlingen werden geacht de grond in cultuur te brengen. Kloosters werden in de middeleeuwen vaker op drassige, braakliggende terreinen gesticht. De kapittels en kloosters maakten eigenlijk een begin met de inpoldering van Nederland, want in de kloosters was meer dan genoeg kennis aanwezig over waterbeheersing. “Bijkomend voordeel was dat die kloosterlingen jongens van gegoede huize waren. Als zonen van rijke families met veel grondbezit hadden ze verstand van bestuur, en van grond en water. Die kennis zetten zij in toen ze eenmaal een geestelijk ambt bekleedden.” Zo is de Nieuwe Gracht rond 1400 gegraven om het overtollige water in het oostelijk deel van de stad af te voeren; en de nonnen droge voeten konden houden.
Het middeleeuws ambacht centraal
Vanaf 19 mei 2021 geeft Llewellyn Bogaers voor HOVO-Utrecht een cursus over de beleving van het ambacht in de middeleeuwen. De cursus ‘Het middeleeuws ambacht centraal’ onderzoekt hoe vroegmiddeleeuwse Utrechters met ambachtelijke vermogens hun stad als het ware optrokken uit de modder.

www.hovoutrecht.nl/cursussen/geschiedenis/